Ergens begin oktober...
‘Ping’! M’n Iphone geeft een binnengekomen email aan. Onderwerp: teamborrel.
Dat onderwerp maakt me meteen enthousiast! Ik ben altijd
in voor gezelligheid met leuke mensen, dus ik besluit meteen dat ik ga!
Ik open de email en lees de uitnodiging. Het begint om 19:30. Gunstig, want dan hoeft
het geen nachtwerk te worden en kan ik en
aantal uren in de kroeg zijn voor ik moe wordt. Dat is prettig voor het bewaken van
mijn energiebalans.
Maar… wacht eens even, in oktober wordt het natuurlijk
vroeg donker. En dan moet ik daar doorheen… met de fiets…. slik!
Op zich ken ik de weg in Eindhoven redelijk goed, dus kan
ik routes in het donker enigszins op de ‘automatische piloot’ rijden. Maar ik
voel me in het donker op de fiets onveilig.
Door mijn slechte zicht zie ik medeweggebruikers pas op
het laatste moment aankomen.
‘ Plots’ overstekende
voetgangers, een fietser die van
rechts invoegt (mijn blinde hoek) of een ‘spookrijdende’ fietser zonder licht.
Ik zie ze pas op een afstand ongeveer 1 meter. Ook weer- en lichtomstandigheden zijn behoorlijk van
invloed. Lage lantaarnpalen en tegemoetkomende auto’s verblinden me. Ook
weerkaatsing van licht op een natte straat, heeft dat effect. Daarom vermijd ik liefst fietsen in het donker. Soms maak
ik een uitzondering, zoals bij deze borrel. Geen deeltaxi of openbaar vervoer
die avond voor mij. En ook niet met een collega heen en terug rijden. Omdat
ik graag zelf in de hand heb wanneer ik
kom en ga. Ik wil onafhankelijk zijn
en direct van A naar B.
Die beslissing zorgt de dagen voor de borrel voor de
nodige kleine angstgolven.
Ik vind het gewoon spannend! Ik pep mezelf op ”Hup Caro, vroeger fietste je ook gewoon
s’avonds. Heb vertrouwen”.
Dat is waar, maar toen negeerde ik mijn handicap ook
totaal.
De dag van de teamborrel fietsen mijn man en ik overdag
even langs het cafeetje waar ik moet zijn. Dat scheelt me zoeken straks. En om
niet om 22:00 uur in te storten, doe ik ’s middags even een ‘powernapje’.
Als ik wegga spreek ik met Roy af hem een app te sturen
bij aankomst.
Tijdens het fietsen houd ik er een rustig tempo op na en
op één bijna-botsing met een stoeprandje na, gaat het fietsen goed. Ik voel me er niet gemakkelijk maar kom
heelhuids aan. Opgelucht stap ik op de kroeg af.
“Ik ben er schat”.